Informatie over het woord terugvliegen (Nederlands → Esperanto: reflugi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/təˈrɵxfliɣə(n)/
Afbrekingte·rug·vlie·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) vlieg terug(ik) vloog terug
(jij) vliegt terug(jij) vloog terug
(hij) vliegt terug(hij) vloog terug
(wij) vliegen terug(wij) vlogen terug
(jullie) vliegen terug(jullie) vlogen terug
(gij) vliegt terug(gij) vloogt terug
(zij) vliegen terug(zij) vlogen terug
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) terugvliege(dat ik) terugvloge
(dat jij) terugvliege(dat jij) terugvloge
(dat hij) terugvliege(dat hij) terugvloge
(dat wij) terugvliegen(dat wij) terugvlogen
(dat jullie) terugvliegen(dat jullie) terugvlogen
(dat gij) terugvlieget(dat gij) terugvloget
(dat zij) terugvliegen(dat zij) terugvlogen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
vlieg terugvliegt terug
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
terugvliegend, terugvliegende(zijn) teruggevlogen

Vertalingen

Afrikaansterugvlieg
Duitszurückfliegen
Engelsfly back
Esperantoreflugi