Synoniemen: dromen, mijmeren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈdɑɣdromə(n)/ |
---|
Afbreking | dag·dro·men |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) dagdroom | (ik) dagdroomde |
(jij) dagdroomt | (jij) dagdroomde |
(hij) dagdroomt | (hij) dagdroomde |
(wij) dagdromen | (wij) dagdroomden |
(jullie) dagdromen | (jullie) dagdroomden |
(gij) dagdroomt | (gij) dagdroomdet |
(zij) dagdromen | (zij) dagdroomden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) dagdrome | (dat ik) dagdroomde |
(dat jij) dagdrome | (dat jij) dagdroomde |
(dat hij) dagdrome | (dat hij) dagdroomde |
(dat wij) dagdromen | (dat wij) dagdroomden |
(dat jullie) dagdromen | (dat jullie) dagdroomden |
(dat gij) dagdromet | (dat gij) dagdroomdet |
(dat zij) dagdromen | (dat zij) dagdroomden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
dagdroom | dagdroomt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
dagdromend, dagdromende | (hebben) gedagdroomd |