Informatie over het woord troetelen (Nederlands → Esperanto: dorloti)

Synoniemen: koesteren, vertroetelen, verwennen

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) troetel(ik) troetelde
(jij) troetelt(jij) troetelde
(hij) troetelt(hij) troetelde
(wij) troetelen(wij) troetelden
(jullie) troetelen(jullie) troetelden
(gij) troetelt(gij) troeteldet
(zij) troetelen(zij) troetelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) troetele(dat ik) troetelde
(dat jij) troetele(dat jij) troetelde
(dat hij) troetele(dat hij) troetelde
(dat wij) troetelen(dat wij) troetelden
(dat jullie) troetelen(dat jullie) troetelden
(dat gij) troetelet(dat gij) troeteldet
(dat zij) troetelen(dat zij) troetelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
troeteltroetelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
troetelend, troetelende(hebben) getroeteld

Vertalingen

Catalaansamanyagar; aviciar
Deensforkæle
Duitshätscheln; verhätscheln; verzärteln; verziehen; verwöhnen
Engelscoddle; pet
Esperantodorloti
Faeröersspilla
Franschoyer; dorloter
Noorsskjemme
Portugeesacariciar; afagar; amimar; favorecer; mimosear
Roemeensalinta; mângâia
Russischбаловать
Saterfriesferpäppelje; ferwoane
Spaansabrumar con favores; consentir; mimar
Zweedskela