Informatie over het woord brocheren (Nederlands → Esperanto: broki)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/broˈsjerə(n)/
Afbrekingbro·che·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) brocheer(ik) brocheerde
(jij) brocheert(jij) brocheerde
(hij) brocheert(hij) brocheerde
(wij) brocheren(wij) brocheerden
(jullie) brocheren(jullie) brocheerden
(gij) brocheert(gij) brocheerdet
(zij) brocheren(zij) brocheerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) brochere(dat ik) brocheerde
(dat jij) brochere(dat jij) brocheerde
(dat hij) brochere(dat hij) brocheerde
(dat wij) brocheren(dat wij) brocheerden
(dat jullie) brocheren(dat jullie) brocheerden
(dat gij) brocheret(dat gij) brocheerdet
(dat zij) brocheren(dat zij) brocheerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
brocheerbrocheert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
brocherend, brocherende(hebben) gebrocheerd

Vertalingen

Duitsdurchwirken
Engelsbrocade
Esperantobroki
Portugeesfazer brocado
Spaansrecamar