Informatie over het woord facie (Nederlands → Esperanto: vizaĝo)

Synoniemen: aangezicht, aanschijn, gelaat, gezicht, porem, toet, ponem

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈfasi/
Afbrekingfa·cie
Geslachtvrouwelijk of onzijdig
Meervoudfacies

Voorbeelden van gebruik

„Ik wil m’n eigen baas blijven!” schreeuwde ik m’n maat in z’n facie.
De kerel is zo sterk als een os, al kan ik tot mijn genoegen zeggen dat ik zijn lelijke facie ook niet ongeschonden heb gelaten.

Vertalingen

Afrikaansgesig; gevreet
Albaneesfaqe; fytyrë
Catalaanscara; semblant
Deensansigt
DuitsAntlitz; Gesicht
Engelsface
Engels (Oudengels)ansien
Esperantovizaĝo
Faeröersandlit
Finskasvot
Fransface; figure; visage
Hongaarsarc
Italiaansfaccia; viso
Jamaicaans Creoolsfies
Jiddischפּוים
Kabylischaxenfuc
Latijnfacies; vultus
Maleismuka
Nederduitsgesichte
Noorsansikt
Papiamentskara
Poolstwarz
Portugeescara; rosto; semblante
SaterfriesGesicht
Schots-Gaelischaghaidh; aodann; gnùis
Spaanscara; rostro
Srananfesi
Swahiliuso
Thaisใบหน้า; หน้า
Tsjechischobličej; tvář
Westerlauwers Friesantlit; gesicht
Zweedsanlete; ansikte; min