Synoniemen: rinnen, vervloeien
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /œy̯ˈteŋɣan/ |
---|
Afbreking | uit·een·gaan |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(wij) uiteengaan | (wij) uiteengingen |
(jullie) uiteengaan | (jullie) uiteengingen |
(gij) uiteengaat | (gij) uiteengingt |
(zij) uiteengaan | (zij) uiteengingen |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat wij) uiteengaan | (dat wij) uiteengingen |
(dat jullie) uiteengaan | (dat jullie) uiteengingen |
(dat gij) uiteengaat | (dat gij) uiteenginget |
(dat zij) uiteengaan | (dat zij) uiteengingen |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
uiteengaand, uiteengaande | (zijn) uiteengegaan |