Synoniem: zich vertakken
Woordsoort | werkwoord |
---|---|
Uitspraak | /ˈɑvbœy̯ɣə(n)/ |
Afbreking | af·bui·gen |
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) buig af | (ik) boog af |
(jij) buigt af | (jij) boog af |
(hij) buigt af | (hij) boog af |
(wij) buigen af | (wij) bogen af |
(jullie) buigen af | (jullie) bogen af |
(gij) buigt af | (gij) boogt af |
(zij) buigen af | (zij) bogen af |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) afbuige | (dat ik) afboge |
(dat jij) afbuige | (dat jij) afboge |
(dat hij) afbuige | (dat hij) afboge |
(dat wij) afbuigen | (dat wij) afbogen |
(dat jullie) afbuigen | (dat jullie) afbogen |
(dat gij) afbuiget | (dat gij) afboget |
(dat zij) afbuigen | (dat zij) afbogen |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
buig af | buigt af |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
afbuigend, afbuigende | (zijn) afgebogen |
Duits | sich verzweigen; sich verästeln |
---|---|
Engels | branch off |
Esperanto | disbranĉiĝi; branĉiĝi |