Informatie over het woord hoogleraar (Nederlands → Esperanto: universitata profesoro)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ɦoxˈleraːr/
Afbrekinghoog·le·raar
Geslachtmanlijk
Meervoudhoogleraren, hoogleraars

Voorbeelden van gebruik

Nadat hij Giessen in 1852 had verlaten, werd Liebig hoogleraar te München.
Een oude man, die hoogleraar was geweest aan de universiteit van Bagdad, zei zachtjes tegen hem dat er veel wetenschappers waren geëxecuteerd.
Nu werd het de hoogleraar te veel.
„Wat is er dan loos?” vroeg de hoogleraar belangstellend.

Vertalingen

Engelsacademic
Esperantouniversitata profesoro