Informatie over het woord kolderen (Nederlands → Esperanto: deliri)

Synoniemen: ijlen, malen, raaskallen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈkɔldərə(n)/
Afbrekingkol·de·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) kolder(ik) kolderde
(jij) koldert(jij) kolderde
(hij) koldert(hij) kolderde
(wij) kolderen(wij) kolderden
(jullie) kolderen(jullie) kolderden
(gij) koldert(gij) kolderdet
(zij) kolderen(zij) kolderden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) koldere(dat ik) kolderde
(dat jij) koldere(dat jij) kolderde
(dat hij) koldere(dat hij) kolderde
(dat wij) kolderen(dat wij) kolderden
(dat jullie) kolderen(dat jullie) kolderden
(dat gij) kolderet(dat gij) kolderdet
(dat zij) kolderen(dat zij) kolderden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
kolderkoldert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
kolderend, kolderende(hebben) gekolderd

Vertalingen

Catalaansdelirar
Duitsdelirieren; irre reden; faseln
Engelsbe delirious; rave
Esperantodeliri
Faeröerstosa í ørviti
Finshourailla
Fransdélirer
Portugeesdelirar; divagar; tresvariar
Russischбредить
Saterfriesdoamelje; dweele