Informatie over het woord openhouden (Nederlands → Esperanto: teni malfermita)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpə(n)ɦɑu̯də(n)/, /ˈɔpə(n)ɦɑu̯ʋə(n)/
Afbrekingopen·hou·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) hou open, houd open(ik) hield open
(jij) houdt open(jij) hield open
(hij) houdt open(hij) hield open
(wij) houden open(wij) hielden open
(jullie) houden open(jullie) hielden open
(gij) houdt open(gij) hieldt open
(zij) houden open(zij) hielden open
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) openhoude(dat ik) openhielde
(dat jij) openhoude(dat jij) openhielde
(dat hij) openhoude(dat hij) openhielde
(dat wij) openhouden(dat wij) openhielden
(dat jullie) openhouden(dat jullie) openhielden
(dat gij) openhoudet(dat gij) openhieldet
(dat zij) openhouden(dat zij) openhielden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
hou open, houd openhoudt open
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
openhoudend, openhoudende(hebben) opengehouden

Voorbeelden van gebruik

Ik zal mijn ogen en oren openhouden.
De portier hield de deur voor hem open.

Vertalingen

Esperantoteni malfermita