Informatie over het woord uitmaken (Nederlands → Esperanto: decidi)

Synoniemen: beslissen, besluiten, zich voornemen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈœy̯tmakə(n)/
Afbrekinguit·ma·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) maak uit(ik) maakte uit
(jij) maakt uit(jij) maakte uit
(hij) maakt uit(hij) maakte uit
(wij) maken uit(wij) maakten uit
(jullie) maken uit(jullie) maakten uit
(gij) maakt uit(gij) maaktet uit
(zij) maken uit(zij) maakten uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uitmake(dat ik) uitmaakte
(dat jij) uitmake(dat jij) uitmaakte
(dat hij) uitmake(dat hij) uitmaakte
(dat wij) uitmaken(dat wij) uitmaakten
(dat jullie) uitmaken(dat jullie) uitmaakten
(dat gij) uitmaket(dat gij) uitmaaktet
(dat zij) uitmaken(dat zij) uitmaakten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
maak uitmaakt uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uitmakend, uitmakende(hebben) uitgemaakt

Voorbeelden van gebruik

Ik kon niet uitmaken of zij nog leefden.
De rechter zal wel uitmaken wat rechtvaardig is!

Vertalingen

Afrikaansbesluit; beslis; hom voorneem
Catalaansdecidir
Deensafgøre; beslutte
Duitsbeschließen; entscheiden; sich entschließen; bestimmen; sich dazu entschließen
Engelsdecide; settle
Esperantodecidi
Faeröersgera av
Finspäättää
Fransdécider
Hongaarsdönt
Italiaansdecidere
Latijncensere
Maleismemutuskan; putuskan
Papiamentsdisidí
Poolsdecydować; postanowić
Portugeesdecidir; deliberar; dirimir; haver por bem; julgar; resolver
Roemeensdecide; se hotărî
Russischрешать; решить
Saterfriesäntscheede; äntskeede; besluute; sik äntscheede; sik äntskeede
Spaansdecidir; decidirse
Thaisตัดสิน; ตัดสินใจ
Westerlauwers Friesbeslute
Zweedsbesluta