Information du mot chef (néerlandais → espéranto: superulo)

Synonymes: aanvoerder, baas, meerdere, superieur, opperhoofd

Parti du discourssubstantif
Prononciation/sjɛf/
Césurechef
Genremasculin
Plurielchefs

Exemples d’usage

De verpleger overhandigde hem het briefje dat hij bij zich had, en zijn chef bekeek het met een afkeurend gemompel.

Traductions

allemandChef
anglaischief; superior
danoischef; overordnet
espagnoljefe
espérantosuperulo
frison occidentallieder; oanfierder
frison saterlandBoas; Skef
portugaissuperior
suédoisöverman
tchèquepředstavený; šéf; vedoucí