Information du mot herhalen (néerlandais → espéranto: ripeti)

Synonymes: doornemen, nazeggen, repeteren, naspelen

Parti du discoursverbe
Prononciation/ɦɛrˈɦalə(n)/
Césureher·ha·len

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) herhaal(ik) herhaalde
(jij) herhaalt(jij) herhaalde
(hij) herhaalt(hij) herhaalde
(wij) herhalen(wij) herhaalden
(jullie) herhalen(jullie) herhaalden
(gij) herhaalt(gij) herhaaldet
(zij) herhalen(zij) herhaalden
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) herhale(dat ik) herhaalde
(dat jij) herhale(dat jij) herhaalde
(dat hij) herhale(dat hij) herhaalde
(dat wij) herhalen(dat wij) herhaalden
(dat jullie) herhalen(dat jullie) herhaalden
(dat gij) herhalet(dat gij) herhaaldet
(dat zij) herhalen(dat zij) herhaalden
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
herhaalherhaalt
Participes
Participe présentParticipe passé
herhalend, herhalende(hebben) herhaald

Exemples d’usage

Dan hoef ik het verhaal niet meer te herhalen.
Ze willen dat elke eerste zaterdag van de maand ergens in Nederland herhalen.
De tocht van de vorige dag naar de tempel van Issus werd herhaald.
De veilingmeester herhaalde het bod.

Traductions

allemandwiederholen
anglaisrepeat; reiterate
catalanrepetir
danoisgentage
espagnolreiterar; repetir
espérantoripeti
féringientaka upp aftur
finnoistoistaa
françaisrépéter
frison saterlandwierhoalje
italienripetere
malaismengulangi; ulangi
norvégiengjenta
papiamentoripití
polonaispowtarzać
portugaisrecordar; reiterar; repetir
suédoisupprepa
tchèqueopakovat; zopakovat