Informo pri la vorto sluiten (nederlanda → esperanto: ŝlosi)

Sinonimoj: afsluiten, op slot doen, dichtsluiten

Vortspecoverbo
Prononco/ˈslœy̯tə(n)/
Dividoslui·ten

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) sluit(ik) sloot
(jij) sluit(jij) sloot
(hij) sluit(hij) sloot
(wij) sluiten(wij) sloten
(jullie) sluiten(jullie) sloten
(gij) sluit(gij) sloot
(zij) sluiten(zij) sloten
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) sluite(dat ik) slote
(dat jij) sluite(dat jij) slote
(dat hij) sluite(dat hij) slote
(dat wij) sluiten(dat wij) sloten
(dat jullie) sluiten(dat jullie) sloten
(dat gij) sluitet(dat gij) slotet
(dat zij) sluiten(dat zij) sloten
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
sluitsluit
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
sluitend, sluitende(hebben) gesloten

Uzekzemploj

Daarom liep hij zwijgend naar de deur, sloot die en stak de sleutel in zijn zak.

Tradukoj

anglalock
ĉeĥazamknout
danalåse
esperantoŝlosi
feroalæsa
finnalukita
francafermer; fermer à clé
germanaschließen; verschließen; zuschließen
hispanacerrar; cerrar con llave
italaserrare a chiave
katalunatancar amb clau
latinoclaudere
okcidenta frizonaôfskoattelje; skoattelje
portugalafechar
rumanaîncuia
saterlanda frizonafersluute; pänje; sluute; ticht moakje
skota gaelaglas
svedalåsa