Informo pri la vorto afgrendelen (nederlanda → esperanto: rigli)

Sinonimoj: grendelen, vergrendelen

Vortspecoverbo
Prononco/ˈɑfxrɛndələ(n)/
Dividoaf·gren·de·len

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) grendel af(ik) grendelde af
(jij) grendelt af(jij) grendelde af
(hij) grendelt af(hij) grendelde af
(wij) grendelen af(wij) grendelden af
(jullie) grendelen af(jullie) grendelden af
(gij) grendelt af(gij) grendeldet af
(zij) grendelen af(zij) grendelden af
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) afgrendele(dat ik) afgrendelde
(dat jij) afgrendele(dat jij) afgrendelde
(dat hij) afgrendele(dat hij) afgrendelde
(dat wij) afgrendelen(dat wij) afgrendelden
(dat jullie) afgrendelen(dat jullie) afgrendelden
(dat gij) afgrendelet(dat gij) afgrendeldet
(dat zij) afgrendelen(dat zij) afgrendelden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
grendel afgrendelt af
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
afgrendelend, afgrendelende(hebben) afgegrendeld

Tradukoj

anglabolt; fasten; bar
esperantorigli; ŝnurarmi
feroasteingja
finnalukita
francaverrouiller
germanaverriegeln; zuriegeln
hispanacorrer el cerrojo
katalunabarrar; passar el forrellat
okcidenta frizonaôfskoattelje
portugalaaferrolhar
saterlanda frizonaienpänje; ienpänne; sköätelje
svedaregla