Informo pri la vorto opwerken (nederlanda → esperanto: retaŭgigi)

Vortspecoverbo
Prononco/ˈɔpʋɛrkə(n)/
Dividoop·wer·ken

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) werk op(ik) werkte op
(jij) werkt op(jij) werkte op
(hij) werkt op(hij) werkte op
(wij) werken op(wij) werkten op
(jullie) werken op(jullie) werkten op
(gij) werkt op(gij) werktet op
(zij) werken op(zij) werkten op
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) opwerke(dat ik) opwerkte
(dat jij) opwerke(dat jij) opwerkte
(dat hij) opwerke(dat hij) opwerkte
(dat wij) opwerken(dat wij) opwerkten
(dat jullie) opwerken(dat jullie) opwerkten
(dat gij) opwerket(dat gij) opwerktet
(dat zij) opwerken(dat zij) opwerkten
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
werk opwerkt op
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
opwerkend, opwerkende(hebben) opgewerkt

Tradukoj

esperantoretaŭgigi