Sinonimoj: opdagen, opdraven, te voorschijn komen, uitkomen, zijn entree maken, voor de dag komen, voor den dag komen
Vortspeco | verbo |
---|
Prononco | /vərˈsxɛi̯nə(n)/ |
---|
Divido | ver·schij·nen |
---|
Konjugacio
Indikativo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(ik) verschijn | (ik) verscheen |
(jij) verschijnt | (jij) verscheen |
(hij) verschijnt | (hij) verscheen |
(wij) verschijnen | (wij) verschenen |
(jullie) verschijnen | (jullie) verschenen |
(gij) verschijnt | (gij) verscheent |
(zij) verschijnen | (zij) verschenen |
Subjunktivo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(dat ik) verschijne | (dat ik) verschene |
(dat jij) verschijne | (dat jij) verschene |
(dat hij) verschijne | (dat hij) verschene |
(dat wij) verschijnen | (dat wij) verschenen |
(dat jullie) verschijnen | (dat jullie) verschenen |
(dat gij) verschijnet | (dat gij) verschenet |
(dat zij) verschijnen | (dat zij) verschenen |
Imperativo |
---|
Singularo/Pluralo | Pluralo |
---|
verschijn | verschijnt |
Participoj |
---|
Prezenca participo | Preterita participo |
---|
verschijnend, verschijnende | (zijn) verschenen |
Kapitein Baunt verscheen in de deuropening.
Nu verschenen er ook anderen.
Hij knipte met zijn vingers en er verschenen flessen mede en bier op tafel, met een koude vleesschotel en een schaal brood.
De groenachtige bloemen verschijnen begin mei.
Ook aan de keizer was de engel drie keer verschenen.
Toch verschenen er geen walvissen.