Sinonimoj: gedogen, permitteren, toelaten, vergunnen, veroorloven
Vortspeco | verbo |
---|
Prononco | /ˈtustan/ |
---|
Divido | toe·staan |
---|
Konjugacio
Indikativo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(ik) sta toe | (ik) stond toe |
(jij) staat toe | (jij) stond toe |
(hij) staat toe | (hij) stond toe |
(wij) staan toe | (wij) stonden toe |
(jullie) staan toe | (jullie) stonden toe |
(gij) staat toe | (gij) stondt toe |
(zij) staan toe | (zij) stonden toe |
Subjunktivo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(dat ik) toesta | (dat ik) toestonde |
(dat jij) toesta | (dat jij) toestonde |
(dat hij) toesta | (dat hij) toestonde |
(dat wij) toestaan | (dat wij) toestonden |
(dat jullie) toestaan | (dat jullie) toestonden |
(dat gij) toestaat | (dat gij) toestondet |
(dat zij) toestaan | (dat zij) toestonden |
Imperativo |
---|
Singularo/Pluralo | Pluralo |
---|
sta toe | staat toe |
Participoj |
---|
Prezenca participo | Preterita participo |
---|
toestaand, toestaande | (hebben) toegestaan |
Hij deed meer dan hem was toegestaan.
Ik sta het niet alleen toe, ik verzoek het je.
Sta ons toe onze weg te vervolgen.
Dat zullen wij niet toestaan.
En dat stonden de anderen niet toe?
De belegeraars van de stad, de pro‐Russische rebellen, staan dat niet toe.
Een meerderheid van de volksvertegenwoordigers stemde vrijdag echter wel tegen een omstreden voorstel om voor de kust van Santa Barbara boren naar olie toe te staan.