Informo pri la vorto afdoen (nederlanda → esperanto: finaranĝi)

Sinonimoj: afhandelen, afwikkelen

Vortspecoverbo
Prononco/ˈɑvdun/
Dividoaf·doen

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) doe af(ik) deed af
(jij) doet af(jij) deed af
(hij) doet af(hij) deed af
(wij) doen af(wij) deden af
(jullie) doen af(jullie) deden af
(gij) doet af(gij) deedt af
(zij) doen af(zij) deden af
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) afdoe(dat ik) afdede
(dat jij) afdoe(dat jij) afdede
(dat hij) afdoe(dat hij) afdede
(dat wij) afdoen(dat wij) afdeden
(dat jullie) afdoen(dat jullie) afdeden
(dat gij) afdoet(dat gij) afdedet
(dat zij) afdoen(dat zij) afdeden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
doe afdoet af
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
afdoend, afdoende(hebben) afgedaan

Uzekzemploj

Ik heb, zoals ik jullie verteld heb, enige dringende zaken in het zuiden af te doen.
Berg je papieren op Dorknoper, dit is afgedaan.

Tradukoj

afrikansoafhandel
anglaconclude; dispatch; expedite; finish; settle
esperantofinaranĝi
hispanadespachar
okcidenta frizonaôfhannelje