Informo pri la vorto 'aankondigen' [dut] (epo: anonci)

Konjugacio

Indikativo
Prezenco	Preterito
(ik) kondig aan	(ik) kondigde aan
(jij) kondigt aan	(jij) kondigde aan
(hij) kondigt aan	(hij) kondigde aan
(wij) kondigen aan	(wij) kondigden aan
(jullie) kondigen aan	(jullie) kondigden aan
(gij) kondigt aan	(gij) kondigdet aan
(zij) kondigen aan	(zij) kondigden aan
Subjunktivo
Prezenco	Preterito
(dat ik) aankondige	(dat ik) aankondigde
(dat jij) aankondige	(dat jij) aankondigde
(dat hij) aankondige	(dat hij) aankondigde
(dat wij) aankondigen	(dat wij) aankondigden
(dat jullie) aankondigen	(dat jullie) aankondigden
(dat gij) aankondiget	(dat gij) aankondigdet
(dat zij) aankondigen	(dat zij) aankondigden
Imperativo
Singularo/Pluralo	Pluralo
kondig aan	kondigt aan
Participoj
Prezenca participo	Preterita participo
aankondigend, aankondigende	(hebben) aangekondigd