Informo pri la vorto afwijken (nederlanda → esperanto: diferenci)

Sinonimoj: schelen, uiteenlopen, verschillen

Vortspecoverbo
Prononco/ˈɑfʋɛi̯kə(n)/
Dividoaf·wij·ken

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) wijk af(ik) week af
(jij) wijkt af(jij) week af
(hij) wijkt af(hij) week af
(wij) wijken af(wij) weken af
(jullie) wijken af(jullie) weken af
(gij) wijkt af(gij) weekt af
(zij) wijken af(zij) weken af
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) afwijke(dat ik) afweke
(dat jij) afwijke(dat jij) afweke
(dat hij) afwijke(dat hij) afweke
(dat wij) afwijken(dat wij) afweken
(dat jullie) afwijken(dat jullie) afweken
(dat gij) afwijket(dat gij) afweket
(dat zij) afwijken(dat zij) afweken
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
wijk afwijkt af
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
afwijkend, afwijkende(zijn) afgeweken

Uzekzemploj

Onze openingstijden tijdens kerst wijken af van onze normale openingstijden.

Tradukoj

afrikansoverskil
angladiffer
esperantodiferenci
finnaerota
francadifférer; être différent
germanaabweichen; differieren; sich unterscheiden
hispanadiferir; ser diferente
katalunadiferenciar‐se; diferir; ésser diferent
okcidenta frizonaferskele; ferskille; útinoarrinne
papiamentodiferenshá; diferensiá
platgermanaverskillen; afwyken
portugaladiferir; ser diferente
saterlanda frizonadifferierje; ouwieke; sik unnerscheede; sik unnerskeede
tagalogamagkáibá
turkaayırmak