Informo pri la vorto afbetalen (nederlanda → esperanto: amortizi)

Sinonimoj: afschrijven, amortiseren, dempen, aflossen

Vortspecoverbo
Prononco/ˈɑvbətalə(n)/
Dividoaf·be·ta·len

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) betaal af(ik) betaalde af
(jij) betaalt af(jij) betaalde af
(hij) betaalt af(hij) betaalde af
(wij) betalen af(wij) betaalden af
(jullie) betalen af(jullie) betaalden af
(gij) betaalt af(gij) betaaldet af
(zij) betalen af(zij) betaalden af
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) afbetale(dat ik) afbetaalde
(dat jij) afbetale(dat jij) afbetaalde
(dat hij) afbetale(dat hij) afbetaalde
(dat wij) afbetalen(dat wij) afbetaalden
(dat jullie) afbetalen(dat jullie) afbetaalden
(dat gij) afbetalet(dat gij) afbetaaldet
(dat zij) afbetalen(dat zij) afbetaalden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
betaal afbetaalt af
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
afbetalend, afbetalende(hebben) afbetaald

Tradukoj

anglaamortize
esperantoamortizi
francaamortir
germanaamortisieren; löschen; abtragen; tilgen; abschreiben; dämpfen; abschwächen
hispanaamortiguar; amortizar
italaammortizzare
katalunaamortitzar
okcidenta frizonaôflosse; ôfskriuwe
portugalaamortecer; amortizar
saterlanda frizonaamortisierje