Informo pri la vorto opzeggen (nederlanda → esperanto: reciti)

Sinonimoj: reciteren, voordragen

Vortspecoverbo
Prononco/ˈɔpsɛɣə(n)/
Dividoop·zeg·gen

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) zeg op(ik) zei op, zeide op, zegde op, zeide op
(jij) zegt op(jij) zei op, zeide op, zegde op, zeide op
(hij) zegt op(hij) zei op, zeide op, zegde op, zeide op
(wij) zeggen op(wij) zeiden op, zegden op
(jullie) zeggen op(jullie) zeiden op, zegden op
(gij) zegt op(gij) zeidet op, zegdet op
(zij) zeggen op(zij) zeiden op, zegden op
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) opzegge(dat ik) opzei, opzegde, opzeide
(dat jij) opzegge(dat jij) opzei, opzegde, opzeide
(dat hij) opzegge(dat hij) opzei, opzegde, opzeide
(dat wij) opzeggen(dat wij) opzein, opzegden, opzeiden
(dat jullie) opzeggen(dat jullie) opzein, opzegden, opzeiden
(dat gij) opzegget(dat gij) opzeit, opzegdet, opzeidet
(dat zij) opzeggen(dat zij) opzein, opzegden, opzeiden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
zeg opzegt op
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
opzeggend, opzeggende() opgezegd

Uzekzemploj

Hij sprak snel, alsof hij een lesje opzei dat hij uit het hoofd kende—en dat was ook zo.

Tradukoj

anglarecite
ĉeĥapřednášet; recitovat
danarecitere
esperantoreciti
francaréciter
germanavortragen; hersagen; aufsagen
hispanadeclamar; recitar
italarecitare
portugalacitar novamente
saterlanda frizonafoardreege; rezitierje