Informo pri la vorto uitspelen (nederlanda → esperanto: finludi)

Vortspecoverbo
Prononco/ˈœy̯tspelə(n)/
Dividouit·spe·len

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) speel uit(ik) speelde uit
(jij) speelt uit(jij) speelde uit
(hij) speelt uit(hij) speelde uit
(wij) spelen uit(wij) speelden uit
(jullie) spelen uit(jullie) speelden uit
(gij) speelt uit(gij) speeldet uit
(zij) spelen uit(zij) speelden uit
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) uitspele(dat ik) uitspeelde
(dat jij) uitspele(dat jij) uitspeelde
(dat hij) uitspele(dat hij) uitspeelde
(dat wij) uitspelen(dat wij) uitspeelden
(dat jullie) uitspelen(dat jullie) uitspeelden
(dat gij) uitspelet(dat gij) uitspeeldet
(dat zij) uitspelen(dat zij) uitspeelden
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
uitspelend, uitspelende(hebben) uitgespeeld

Uzekzemploj

Uw rol is uitgespeeld.

Tradukoj

esperantofinludi