Informo pri la vorto roepen (nederlanda → esperanto: krii)

Vortspecoverbo
Prononco/ˈrupə(n)/
Dividoroe·pen

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) roep(ik) riep
(jij) roept(jij) riep
(hij) roept(hij) riep
(wij) roepen(wij) riepen
(jullie) roepen(jullie) riepen
(gij) roept(gij) riept
(zij) roepen(zij) riepen
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) roepe(dat ik) riepe
(dat jij) roepe(dat jij) riepe
(dat hij) roepe(dat hij) riepe
(dat wij) roepen(dat wij) riepen
(dat jullie) roepen(dat jullie) riepen
(dat gij) roepet(dat gij) riepet
(dat zij) roepen(dat zij) riepen
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
roeproept
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
roepend, roepende(hebben) geroepen

Uzekzemploj

„Praat ik zo?” riep heer Ollie ontsteld.
„Wie is daar?” riep de wachter.

Tradukoj

anglacall; cry; shout
esperantokrii