Informo pri la vorto uittreden (nederlanda → esperanto: eksiĝi)

Sinonimoj: aftreden, bedanken, zijn betrekking opzeggen, de bons krijgen, zijn ontslag nemen

Vortspecoverbo
Prononco/ˈœy̯tredə(n)/
Dividouit·tre·den

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) treed uit(ik) trad uit
(jij) treedt uit(jij) trad uit
(hij) treedt uit(hij) trad uit
(wij) treden uit(wij) traden uit
(jullie) treden uit(jullie) traden uit
(gij) treedt uit(gij) tradt uit
(zij) treden uit(zij) traden uit
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) uittrede(dat ik) uittrade
(dat jij) uittrede(dat jij) uittrade
(dat hij) uittrede(dat hij) uittrade
(dat wij) uittreden(dat wij) uittraden
(dat jullie) uittreden(dat jullie) uittraden
(dat gij) uittredet(dat gij) uittradet
(dat zij) uittreden(dat zij) uittraden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
treed uittreedt uit
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
uittredend, uittredende(zijn) uitgetreden

Uzekzemploj

De andere leden van het syndicaat stonden niet toe dat uw man uittrad?

Tradukoj

afrikansoaftree; aftrede
anglaresign
esperantoeksiĝi
feroafara frá
francadémissioner; re retirer
germanaabdanken; ausscheiden; aus dem Dienst ausscheiden; aus dem Amt ausscheiden
hispanadarse de baja; dimitir; hacer dimisión
italaabdicare
okcidenta frizonaôfgean
portugalademitir‐se
saterlanda frizonaäntläite; ferouscheedje; ferouskeedje; outonkje