Synoniemen: gedurig, menigmaal, vaak, veel, veelal, veeltijds, veelvuldig
Woordsoort | bijwoord |
---|
Uitspraak | /ˈdɪkʋɛi̯ls/ |
---|
Afbreking | dik·wijls |
---|
Trappen van vergelijking
Stellende trap | dikwijls |
---|
Vergrotende trap | dikwijlser |
---|
Overtreffende trap | dikwijlst |
---|
Dikwijls hebben wij ook een lezing van een gewone man uit het volk.
Die reden maar al te dikwijls bij zijn huis langs en verjoegen het wild.
Ik heb er ’s avonds in mijn hotel dikwijls over nagedacht.
De eigenaar doet dat dikwijls.
Ik beweeg me niet dikwijls tussen lieden van uw stand!