Informatie over het woord leeftocht (Nederlands → Esperanto: nutraĵprovizo)

Synoniemen: proviand, mondvoorraad, victualiën

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈleftɔxt/
Afbrekingleef·tocht

Voorbeelden van gebruik

En ook wilde ik onze kleine voorraad leeftocht aanvullen.
Leeftocht hadden we niet meegenomen, alleen onze pijpen.
En Inga was dankbaar dat hij de boot zo royaal van leeftocht had voorzien.

Vertalingen

Afrikaansproviand; leeftog
Esperantonutraĵprovizo; provianto