Informatie over het woord lens (Nederlands → Esperanto: lenso)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/lɛns/
Afbrekinglens
Geslachthistorisch vrouwelijk, tegenwoordig ook manlijk
Meervoudlenzen

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
lensjelensjes

Voorbeelden van gebruik

Hij inspecteerde ze stuk voor stuk door een lens, en plaatste ze dan in een van het rijtje kistjes voor hem.
Maar weinig mensen zijn in staat daar een lens voor te vervaardigen.

Vertalingen

Engelslens
Esperantolenso
Finslinssi
Hongaarslencse
Noorslinse
Papiamentslens
Portugeeslente; lupa
Spaanslente
Zweedslins