Informatie over het woord knipperen (Nederlands → Esperanto: briligi intermite)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈknɪpərə(n)/
Afbrekingknip·pe·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) knipper(ik) knipperde
(jij) knippert(jij) knipperde
(hij) knippert(hij) knipperde
(wij) knipperen(wij) knipperden
(jullie) knipperen(jullie) knipperden
(gij) knippert(gij) knipperdet
(zij) knipperen(zij) knipperden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) knippere(dat ik) knipperde
(dat jij) knippere(dat jij) knipperde
(dat hij) knippere(dat hij) knipperde
(dat wij) knipperen(dat wij) knipperden
(dat jullie) knipperen(dat jullie) knipperden
(dat gij) knipperet(dat gij) knipperdet
(dat zij) knipperen(dat zij) knipperden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
knipperknippert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
knipperend, knipperende(hebben) geknipperd

Vertalingen

Afrikaansflikker
Esperantobriligi intermite