Informatie over het woord uitboren (Nederlands → Esperanto: borkavigi)

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) boor uit(ik) boorde uit
(jij) boort uit(jij) boorde uit
(hij) boort uit(hij) boorde uit
(wij) boren uit(wij) boorden uit
(jullie) boren uit(jullie) boorden uit
(gij) boort uit(gij) boordet uit
(zij) boren uit(zij) boorden uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uitbore(dat ik) uitboorde
(dat jij) uitbore(dat jij) uitboorde
(dat hij) uitbore(dat hij) uitboorde
(dat wij) uitboren(dat wij) uitboorden
(dat jullie) uitboren(dat jullie) uitboorden
(dat gij) uitboret(dat gij) uitboordet
(dat zij) uitboren(dat zij) uitboorden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
boor uitboort uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uitborend, uitborende(hebben) uitgeboord

Vertalingen

Esperantoborkavigi