Informatie over het woord herberg (Nederlands → Esperanto: gastejo)

Synoniemen: gastenverblijf, logement

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈɦɛrbɛrᵊx/
Afbrekingher·berg
Geslachthistorisch vrouwelijk, tegenwoordig ook manlijk
Meervoudherbergen

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
herbergjeherbergjes

Voorbeelden van gebruik

Ik ben van plan in gindse herberg onderdak te zoeken.
„In dat geval”, zei Anacho, „moeten we ons naar de herberg haasten om plaats te vinden voor de karavaan aankomt.
Ze verliet de herberg en begaf zich naar de weide, waar de jaarmarkt al in volle gang was.

Vertalingen

Deensherberg; kro
DuitsHerberge; Wirtschaft; Wirtshaus; Gasthaus; Gastwirtschaft
Engelshostel; inn
Esperantogastejo
Fransauberge
Latijnstabulum
Portugeeshospedaria
SaterfriesHärbierge; Weershuus; Weerskup
Spaanshospedería; posada
Westerlauwers Friesherberch
Zweedsgästgivargård; värdshus