Informatie over het woord aggregeren (Nederlands → Esperanto: agregi)

Synoniemen: bijeenhopen, samenvoegen, verzamelen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɑɣreˈɣeːrə(n)/
Afbrekingag·gre·ge·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) aggregeer(ik) aggregeerde
(jij) aggregeert(jij) aggregeerde
(hij) aggregeert(hij) aggregeerde
(wij) aggregeren(wij) aggregeerden
(jullie) aggregeren(jullie) aggregeerden
(gij) aggregeert(gij) aggregeerdet
(zij) aggregeren(zij) aggregeerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) aggregere(dat ik) aggregeerde
(dat jij) aggregere(dat jij) aggregeerde
(dat hij) aggregere(dat hij) aggregeerde
(dat wij) aggregeren(dat wij) aggregeerden
(dat jullie) aggregeren(dat jullie) aggregeerden
(dat gij) aggregeret(dat gij) aggregeerdet
(dat zij) aggregeren(dat zij) aggregeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
aggregeeraggregeert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
aggregerend, aggregerende(hebben) geaggregeerd

Vertalingen

Duitsaggregieren; zusammenballen; verbinden
Engelsaggregate
Esperantoagregi
Portugeesagregar