Informatie over het woord sjirpen (Nederlands → Esperanto: ĉirpi)

Synoniemen: tsjirpen, tjirpen, tsjilpen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsjɪrpə(n)/
Afbrekingsjir·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) sjirp(ik) sjirpte
(jij) sjirpt(jij) sjirpte
(hij) sjirpt(hij) sjirpte
(wij) sjirpen(wij) sjirpten
(jullie) sjirpen(jullie) sjirpten
(gij) sjirpt(gij) sjirptet
(zij) sjirpen(zij) sjirpten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) sjirpe(dat ik) sjirpte
(dat jij) sjirpe(dat jij) sjirpte
(dat hij) sjirpe(dat hij) sjirpte
(dat wij) sjirpen(dat wij) sjirpten
(dat jullie) sjirpen(dat jullie) sjirpten
(dat gij) sjirpet(dat gij) sjirptet
(dat zij) sjirpen(dat zij) sjirpten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
sjirpsjirpt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
sjirpend, sjirpende(hebben) gesjirpt

Voorbeelden van gebruik

Door het openstaande raam scheen de maan naar binnen, de gordijnen wuifden zachtjes en er sjirpten enkele krekels.

Vertalingen

Catalaanscarrisquejar
Duitszirpen
Engelschirr
Esperantoĉirpi
Franschanter; striduler
Portugeescricrilar; trilar
Spaanschirriar