Informatie over het woord verfrommelen (Nederlands → Esperanto: ĉifi)

Synoniemen: frommelen, kreukelen, verfomfaaien, verkreukelen, frunniken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/vərˈfrɔmələ(n)/
Afbrekingver·from·me·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) verfrommel(ik) verfrommelde
(jij) verfrommelt(jij) verfrommelde
(hij) verfrommelt(hij) verfrommelde
(wij) verfrommelen(wij) verfrommelden
(jullie) verfrommelen(jullie) verfrommelden
(gij) verfrommelt(gij) verfrommeldet
(zij) verfrommelen(zij) verfrommelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) verfrommele(dat ik) verfrommelde
(dat jij) verfrommele(dat jij) verfrommelde
(dat hij) verfrommele(dat hij) verfrommelde
(dat wij) verfrommelen(dat wij) verfrommelden
(dat jullie) verfrommelen(dat jullie) verfrommelden
(dat gij) verfrommelet(dat gij) verfrommeldet
(dat zij) verfrommelen(dat zij) verfrommelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
verfrommelverfrommelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
verfrommelend, verfrommelende(hebben) verfrommeld

Voorbeelden van gebruik

Hij verfrommelde het papier en wierp het in machteloze woede tegen de wand.
Hij keek spiedend om zich heen, en toen alles stil bleef, snelde hij naar het kledingstuk dat daar verfrommeld was achtergelaten.
Hij beklom het trapje en wierp het verfrommelde formulier van Joost het raam uit.

Vertalingen

Duitszerknittern; zerknüllen
Engelscrease; crumble; wad
Esperantoĉifi
Faeröersrukka
Fransfroisser
Portugeesamarfanhar; amarrotar; amassar
Saterfriesknitterje; knulje
Spaansajar; arrugar; estrujar