Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) automatiseer | (ik) automatiseerde |
(jij) automatiseert | (jij) automatiseerde |
(hij) automatiseert | (hij) automatiseerde |
(wij) automatiseren | (wij) automatiseerden |
(jullie) automatiseren | (jullie) automatiseerden |
(gij) automatiseert | (gij) automatiseerdet |
(zij) automatiseren | (zij) automatiseerden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) automatisere | (dat ik) automatiseerde |
(dat jij) automatisere | (dat jij) automatiseerde |
(dat hij) automatisere | (dat hij) automatiseerde |
(dat wij) automatiseren | (dat wij) automatiseerden |
(dat jullie) automatiseren | (dat jullie) automatiseerden |
(dat gij) automatiseret | (dat gij) automatiseerdet |
(dat zij) automatiseren | (dat zij) automatiseerden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
automatiseer | automatiseert |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
automatiserend, automatiserende | (hebben) geautomatiseerd |