Informatie over het woord waden (Nederlands → Esperanto: vadi)

Synoniemen: flodderen, plassen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈʋadə(n)/
Afbrekingwa·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) waad(ik) waadde
(jij) waadt(jij) waadde
(hij) waadt(hij) waadde
(wij) waden(wij) waadden
(jullie) waden(jullie) waadden
(gij) waadt(gij) waaddet
(zij) waden(zij) waadden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) wade(dat ik) waadde
(dat jij) wade(dat jij) waadde
(dat hij) wade(dat hij) waadde
(dat wij) waden(dat wij) waadden
(dat jullie) waden(dat jullie) waadden
(dat gij) wadet(dat gij) waaddet
(dat zij) waden(dat zij) waadden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
waadwaadt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
wadend, wadende(hebben) gewaad

Voorbeelden van gebruik

Ze waadden door het ondiepe water naar het schip, klommen omhoog langs de glibberige kabels die nog buiten boord hingen en zetten ten slotte met enige opluchting voet aan dek.
Zo snel hij kon, waadde hij naar de veiligheid van de andere oever.
Deze herten hebben lange poten, zodat ze makkelijk door moerassen kunnen waden.
Hij waadde door de beek op de bodem van de kloof en rende weg tussen de bomen.

Vertalingen

Catalaanstravessar per un gual
Duitswaten
Engelswade
Esperantovadi
Faeröersvaða
Fransmarcher dans l’eau; patauger
Latijnvadare
Portugeeschafurdar; patinhar; vadear
Russischпереходить б брод
Saterfrieswaadje
Spaansvadear
Tsjechischbrodit se
Zweedsvada