Informatie over het woord overprikkelen (Nederlands → Esperanto: troeksciti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ovərˈprɪkələ(n)/
Afbrekingover·prik·ke·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) overprikkel(ik) overprikkelde
(jij) overprikkelt(jij) overprikkelde
(hij) overprikkelt(hij) overprikkelde
(wij) overprikkelen(wij) overprikkelden
(jullie) overprikkelen(jullie) overprikkelden
(gij) overprikkelt(gij) overprikkeldet
(zij) overprikkelen(zij) overprikkelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) overprikkele(dat ik) overprikkelde
(dat jij) overprikkele(dat jij) overprikkelde
(dat hij) overprikkele(dat hij) overprikkelde
(dat wij) overprikkelen(dat wij) overprikkelden
(dat jullie) overprikkelen(dat jullie) overprikkelden
(dat gij) overprikkelet(dat gij) overprikkeldet
(dat zij) overprikkelen(dat zij) overprikkelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
overprikkeloverprikkelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
overprikkelend, overprikkelende(hebben) overprikkeld

Vertalingen

Duitsübererregen; überreizen
Esperantotroeksciti