Informatie over het woord tremuleren (Nederlands → Esperanto: tremkanti)

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) tremuleer(ik) tremuleerde
(jij) tremuleert(jij) tremuleerde
(hij) tremuleert(hij) tremuleerde
(wij) tremuleren(wij) tremuleerden
(jullie) tremuleren(jullie) tremuleerden
(gij) tremuleert(gij) tremuleerdet
(zij) tremuleren(zij) tremuleerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) tremulere(dat ik) tremuleerde
(dat jij) tremulere(dat jij) tremuleerde
(dat hij) tremulere(dat hij) tremuleerde
(dat wij) tremuleren(dat wij) tremuleerden
(dat jullie) tremuleren(dat jullie) tremuleerden
(dat gij) tremuleret(dat gij) tremuleerdet
(dat zij) tremuleren(dat zij) tremuleerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
tremuleertremuleert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
tremulerend, tremulerende(hebben) getremuleerd

Vertalingen

Esperantotremkanti