Informatie over het woord trainen (Nederlands → Esperanto: trejni)

Synoniem: coachen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈtrenə(n)/
Afbrekingtrai·nen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) train(ik) trainde
(jij) traint(jij) trainde
(hij) traint(hij) trainde
(wij) trainen(wij) trainden
(jullie) trainen(jullie) trainden
(gij) traint(gij) traindet
(zij) trainen(zij) trainden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) traine(dat ik) trainde
(dat jij) traine(dat jij) trainde
(dat hij) traine(dat hij) trainde
(dat wij) trainen(dat wij) trainden
(dat jullie) trainen(dat jullie) trainden
(dat gij) trainet(dat gij) traindet
(dat zij) trainen(dat zij) trainden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
traintraint
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
trainend, trainende(hebben) getraind

Vertalingen

Catalaansentrenar; exercitar
Engelscoach; train
Esperantotrejni
Faeröersíðka; venja
Fransentraîner
Papiamentstrein; tren
Portugeesadestrar; educar; exercitar; treinar
Roemeensantrena
Spaansentrenar