Informatie over het woord transplanteren (Nederlands → Esperanto: transplanti)

Synoniemen: overplanten, overpoten, verplanten, verpoten

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) transplanteer(ik) transplanteerde
(jij) transplanteert(jij) transplanteerde
(hij) transplanteert(hij) transplanteerde
(wij) transplanteren(wij) transplanteerden
(jullie) transplanteren(jullie) transplanteerden
(gij) transplanteert(gij) transplanteerdet
(zij) transplanteren(zij) transplanteerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) transplantere(dat ik) transplanteerde
(dat jij) transplantere(dat jij) transplanteerde
(dat hij) transplantere(dat hij) transplanteerde
(dat wij) transplanteren(dat wij) transplanteerden
(dat jullie) transplanteren(dat jullie) transplanteerden
(dat gij) transplanteret(dat gij) transplanteerdet
(dat zij) transplanteren(dat zij) transplanteerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
transplanteertransplanteert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
transplanterend, transplanterende(hebben) getransplanteerd

Vertalingen

Duitsumpflanzen
Engelstransplant
Esperantotransplanti
Papiamentstransplantá
Spaanstrasplantar
Westerlauwers Friesferplantsje