Informatie over het woord duikelen (Nederlands → Esperanto: transkapiĝi)

Synoniemen: buitelen, kopje duikelen, voltigeren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈdœy̯kələ(n)/
Afbrekingdui·ke·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) duikel(ik) duikelde
(jij) duikelt(jij) duikelde
(hij) duikelt(hij) duikelde
(wij) duikelen(wij) duikelden
(jullie) duikelen(jullie) duikelden
(gij) duikelt(gij) duikeldet
(zij) duikelen(zij) duikelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) duikele(dat ik) duikelde
(dat jij) duikele(dat jij) duikelde
(dat hij) duikele(dat hij) duikelde
(dat wij) duikelen(dat wij) duikelden
(dat jullie) duikelen(dat jullie) duikelden
(dat gij) duikelet(dat gij) duikeldet
(dat zij) duikelen(dat zij) duikelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
duikelduikelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
duikelend, duikelende(hebben/zijn) geduikeld

Vertalingen

Duitssich überschlagen; einen Purzelbaum schlagen; einen Purzelbaum machen
Engelssomersault
Esperantotranskapiĝi
Spaansvoltear