Synoniemen: duikelen, kopje duikelen, voltigeren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈbœy̯tələ(n)/ |
---|
Afbreking | bui·te·len |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) buitel | (ik) buitelde |
(jij) buitelt | (jij) buitelde |
(hij) buitelt | (hij) buitelde |
(wij) buitelen | (wij) buitelden |
(jullie) buitelen | (jullie) buitelden |
(gij) buitelt | (gij) buiteldet |
(zij) buitelen | (zij) buitelden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) buitele | (dat ik) buitelde |
(dat jij) buitele | (dat jij) buitelde |
(dat hij) buitele | (dat hij) buitelde |
(dat wij) buitelen | (dat wij) buitelden |
(dat jullie) buitelen | (dat jullie) buitelden |
(dat gij) buitelet | (dat gij) buiteldet |
(dat zij) buitelen | (dat zij) buitelden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
buitel | buitelt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
buitelend, buitelende | (hebben) gebuiteld |