Informatie over het woord totaliseren (Nederlands → Esperanto: totaligi)

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) totaliseer(ik) totaliseerde
(jij) totaliseert(jij) totaliseerde
(hij) totaliseert(hij) totaliseerde
(wij) totaliseren(wij) totaliseerden
(jullie) totaliseren(jullie) totaliseerden
(gij) totaliseert(gij) totaliseerdet
(zij) totaliseren(zij) totaliseerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) totalisere(dat ik) totaliseerde
(dat jij) totalisere(dat jij) totaliseerde
(dat hij) totalisere(dat hij) totaliseerde
(dat wij) totaliseren(dat wij) totaliseerden
(dat jullie) totaliseren(dat jullie) totaliseerden
(dat gij) totaliseret(dat gij) totaliseerdet
(dat zij) totaliseren(dat zij) totaliseerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
totaliseertotaliseert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
totaliserend, totaliserende(hebben) getotaliseerd

Vertalingen

Engelsadd together; total
Esperantototaligi