Informatie over het woord afslanken (Nederlands → Esperanto: sveltiĝadi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfslɑnkə(n)/
Afbrekingaf·slan·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) slank af(ik) slankte af
(jij) slankt af(jij) slankte af
(hij) slankt af(hij) slankte af
(wij) slanken af(wij) slankten af
(jullie) slanken af(jullie) slankten af
(gij) slankt af(gij) slanktet af
(zij) slanken af(zij) slankten af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) afslanke(dat ik) afslankte
(dat jij) afslanke(dat jij) afslankte
(dat hij) afslanke(dat hij) afslankte
(dat wij) afslanken(dat wij) afslankten
(dat jullie) afslanken(dat jullie) afslankten
(dat gij) afslanket(dat gij) afslanktet
(dat zij) afslanken(dat zij) afslankten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
slank afslankt af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afslankend, afslankende(zijn) afgeslankt

Vertalingen

Engelsslim
Esperantosveltiĝadi
Papiamentsbaha bariga; baha barika