Informatie over het woord sprinten (Nederlands → Esperanto: sprinti)

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) sprint(ik) sprintte
(jij) sprint(jij) sprintte
(hij) sprint(hij) sprintte
(wij) sprinten(wij) sprintten
(jullie) sprinten(jullie) sprintten
(gij) sprint(gij) sprinttet
(zij) sprinten(zij) sprintten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) sprinte(dat ik) sprintte
(dat jij) sprinte(dat jij) sprintte
(dat hij) sprinte(dat hij) sprintte
(dat wij) sprinten(dat wij) sprintten
(dat jullie) sprinten(dat jullie) sprintten
(dat gij) sprintet(dat gij) sprinttet
(dat zij) sprinten(dat zij) sprintten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
sprintsprint
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
sprintend, sprintende(hebben/zijn) gesprint

Vertalingen

Engelssprint
Esperantosprinti
Spaansembalar; embalarse