Informatie over het woord bespioneren (Nederlands → Esperanto: spioni)

Synoniemen: beloeren, bespieden, spieden, spioneren, verspieden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəspioˈneːrə(n)/
Afbrekingbe·spi·o·ne·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bespioneer(ik) bespioneerde
(jij) bespioneert(jij) bespioneerde
(hij) bespioneert(hij) bespioneerde
(wij) bespioneren(wij) bespioneerden
(jullie) bespioneren(jullie) bespioneerden
(gij) bespioneert(gij) bespioneerdet
(zij) bespioneren(zij) bespioneerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bespionere(dat ik) bespioneerde
(dat jij) bespionere(dat jij) bespioneerde
(dat hij) bespionere(dat hij) bespioneerde
(dat wij) bespioneren(dat wij) bespioneerden
(dat jullie) bespioneren(dat jullie) bespioneerden
(dat gij) bespioneret(dat gij) bespioneerdet
(dat zij) bespioneren(dat zij) bespioneerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bespioneerbespioneert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bespionerend, bespionerende(hebben) bespioneerd

Voorbeelden van gebruik

Het meisje was kennelijk bang dat zij bespioneerd werd.

Vertalingen

Catalaansespiar
Duitsbelauschen; spionieren; spähen
Engelsspy on
Esperantospioni
Italiaansspiare
Papiamentsspioná
Portugeesespionar
Saterfriesbelusterje; spionierje
Spaansacechar; espiar
Tsjechischšpehovat
Welsysbïo
Westerlauwers Friesspionearje
Zweedssnoka; speja; spionera