Informatie over het woord hevelen (Nederlands → Esperanto: sifoni)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɦevələ(n)/
Afbrekinghe·ve·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) hevel(ik) hevelde
(jij) hevelt(jij) hevelde
(hij) hevelt(hij) hevelde
(wij) hevelen(wij) hevelden
(jullie) hevelen(jullie) hevelden
(gij) hevelt(gij) heveldet
(zij) hevelen(zij) hevelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) hevele(dat ik) hevelde
(dat jij) hevele(dat jij) hevelde
(dat hij) hevele(dat hij) hevelde
(dat wij) hevelen(dat wij) hevelden
(dat jullie) hevelen(dat jullie) hevelden
(dat gij) hevelet(dat gij) heveldet
(dat zij) hevelen(dat zij) hevelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
hevelhevelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
hevelend, hevelende(hebben) geheveld

Vertalingen

Esperantosifoni