Informatie over het woord ontpitten (Nederlands → Esperanto: senkernigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɔntˈpɪtə(n)/
Afbrekingont·pit·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ontpit(ik) ontpitte
(jij) ontpit(jij) ontpitte
(hij) ontpit(hij) ontpitte
(wij) ontpitten(wij) ontpitten
(jullie) ontpitten(jullie) ontpitten
(gij) ontpit(gij) ontpittet
(zij) ontpitten(zij) ontpitten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) ontpitte(dat ik) ontpitte
(dat jij) ontpitte(dat jij) ontpitte
(dat hij) ontpitte(dat hij) ontpitte
(dat wij) ontpitten(dat wij) ontpitten
(dat jullie) ontpitten(dat jullie) ontpitten
(dat gij) ontpittet(dat gij) ontpittet
(dat zij) ontpitten(dat zij) ontpitten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ontpitontpit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
ontpittend, ontpittende(hebben) ontpit

Vertalingen

Catalaansenuclear
Duitsentkernen
Engelsstone
Esperantosenkernigi
Spaansenuclear