Informatie over het woord ontvlezen (Nederlands → Esperanto: senkarnigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɔntˈflezə(n)/
Afbrekingont·vle·zen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ontvlees(ik) ontvleesde
(jij) ontvleest(jij) ontvleesde
(hij) ontvleest(hij) ontvleesde
(wij) ontvlezen(wij) ontvleesden
(jullie) ontvlezen(jullie) ontvleesden
(gij) ontvleest(gij) ontvleesdet
(zij) ontvlezen(zij) ontvleesden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) ontvleze(dat ik) ontvleesde
(dat jij) ontvleze(dat jij) ontvleesde
(dat hij) ontvleze(dat hij) ontvleesde
(dat wij) ontvlezen(dat wij) ontvleesden
(dat jullie) ontvlezen(dat jullie) ontvleesden
(dat gij) ontvlezet(dat gij) ontvleesdet
(dat zij) ontvlezen(dat zij) ontvleesden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ontvleesontvleest
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
ontvlezend, ontvlezende(hebben) ontvleesd

Vertalingen

Duitsdas Fleisch ablösen von
Esperantosenkarnigi